Werkcontext en tijdsbesteding Specialist Ouderengeneeskunde: Herhaalmeting 2018

oktober 2019
Werkcontext en tijdsbesteding Specialist Ouderengeneeskunde: Herhaalmeting 2018

Voor de nieuwe capaciteitsraming van specialisten ouderengeneeskunde (SO) heeft Prismant in opdracht van het Capaciteitsorgaan in 2018 opnieuw onderzoek uitgevoerd naar de werkcontext en de tijdsbesteding van specialisten ouderengeneeskunde.

Er zijn in 2018 parallel twee deelonderzoeken uitgevoerd: een onderzoek bij verpleeghuizen, gericht op de werkcontext en organisatie van de medische zorg door de SO en aanverwante disciplines (eerder uitgevoerd in 2013), en een tijdbestedingsonderzoek uitgevoerd bij de SO (een herhaling van onderzoek uit 2009). De resultaten van de twee deelonderzoeken zijn vergeleken met de resultaten uit de eerdere onderzoeken om zicht te krijgen op de ontwikkelingen die de afgelopen jaren hebben plaatsgevonden.

Hieronder vindt u enkele resultaten uit het onderzoek samengevat. Lees hier het volledige onderzoeksrapport of alleen de samenvatting.

Belangrijke resultaten ‘werkcontext’

  • In totaal hebben 126 verpleeghuizen deelgenomen aan het onderzoek naar de werkcontext, een respons van 40%;
  • Op peildatum 1 januari 2018 is het totale aantal cliënten dat verblijft in de verpleeghuizen (inclusief ELV-cliënten) 126.059 met een gemiddelde van 362. De spreiding daarbij is groot. Uitgaande van uitsluitend de Wlz- en de GRZ-cliënten biedt de kleinste organisatie ondersteuning aan 10 cliënten, de grootste aan 1.852 cliënten. De gemiddelde omvang van de verpleeghuizen gerekend in aantal cliënten is sinds 2013 gegroeid met ruim 10%. Cliënten met psychogeriatrische problematiek vormen verreweg de grootste groep in het verpleeghuis (67%). Ruim een kwart van de cliënten heeft somatische problematiek (28%). Bijna 5% van de cliënten verblijft in het verpleeghuis voor geriatrische revalidatiezorg en minder dan 0,5% is voor palliatief-terminale zorg opgenomen.
  • Het aandeel SO (in fte’s) in de totale artsenformatie is afgenomen. Deze ontwikkeling speelt al vanaf 2007 en gaat samen met een toename van het aandeel overige artsen. Tussen 2013 en 2018 is het aandeel SO afgenomen van 72% naar 66%. Het aandeel overige artsen is in die periode toegenomen van 21% naar 25%. Dit komt vooral door een toename van het aandeel basisartsen en in mindere mate van het aandeel huisartsen. Waarschijnlijk komt dit door het structurele tekort aan SO, waardoor noodgedwongen meer substitutie plaatsvindt.
  • Het aandeel aios O is sinds 2013 gestegen van 7% naar 9%.
  • Het vacaturepercentage voor SO (aantal fte vacatures in relatie tot de fte’s aan bezette arbeidsplaatsen) is tussen 2013 en 2018 gestegen van 9,7% naar 12,5%.
  • Ongeveer 75% van de deelnemende behandeldiensten heeft één of meer verpleegkundig specialisten (VS), physician assistants (PA) en/of verpleegkundigen s.f. in dienst. Sinds 2013 is het aantal VS en verpleegkundigen s.f. gestegen. Waarschijnlijk zetten verpleeghuizen ook deze beroepen deels in om de arbeidsmarktkrapte onder SO op te vangen. Bij 1 op de 5 organisaties zijn er vacatures voor deze beroepen.
  • De ondersteuning door het medisch secretariaat, doktersassistenten of praktijkondersteuners (niet-verpleegkundig) is afgenomen van 89% in 2013 naar 81% in 2018.
  • De meeste verpleeghuisorganisaties hebben psychologen in dienst (77%). In 66% van de organisaties zijn GZ-psychologen werkzaam.
  • In 2018 vindt ongeveer 154 fte medische zorg door de SO buiten het verpleeghuis plaats (11,0% van het totale aantal fte SO). In 2013 was dit 174 fte (13,4%). Deze afname van extramurale behandeling wordt vermoedelijk veroorzaakt door het tekort aan SO (ze kunnen in de verpleeghuizen nauwelijks gemist worden).
  • Tussen 2013 en 2018 is de gemiddelde caseload van de SO (d.w.z. het aantal cliënten per fte SO) toegenomen met 5%.
  • Net als in 2013 zijn in 2018 een aantal doelmatigheidsaspecten gemeten die van invloed zijn op het werkproces van de SO. De kwaliteit van de verpleegkundige/verzorgende analyse en de signalering van ‘niet pluis’ situaties is verbeterd sinds 2013. Ook hoeven SO minder vaak dan in 2013 verpleegtechnische handelingen en gespecialiseerde verpleegkundige zorg uit te voeren. De aanwezigheid van voldoende verpleging en verzorging scoort in 2018 minder goed dan in 2013. Dit houdt mogelijk verband met de personeelstekorten bij verzorgenden en verpleegkundigen in de sector.

Belangrijke resultaten ‘tijdsbesteding’

  • In totaal reageerden 724 SO op de vragenlijst over de tijdsbesteding, een respons van 54%.
  • De SO besteedt het grootste deel van de tijd aan cliëntgebonden taken, gemiddeld 67%. Dit percentage is wel licht afgenomen sinds 2009 (70%).
  • De tijd die de SO besteedt aan verpleeghuisbewoners is toegenomen: van 73,3% in 2009 naar 82,1% in 2018. De tijdsbesteding aan cliënten in verzorgingshuizen of woonzorgvormen lijkt verder af te nemen, van 8,1% in 2009 naar 3,7% in 2018. Er wordt in 2018 meer tijd besteed aan zelfstandig wonenden zonder dagbehandeling dan in 2009 (van 3,3% naar 5,9%) en minder tijd aan zelfstandig wonenden met dagbehandeling (van 5,3% naar 2,3%).
  • Veel van de SO verwachten de komende 5 jaar een toename van de tijdsbesteding aan ELV-cliënten (niet terminaal) en zelfstandig wonenden zonder dagbehandeling.
  • Er is een lichte toename in de tijd die de SO besteedt aan revalidatie/reactivering, van 21% in 2009 naar 25% in 2018. Daarnaast lijkt er een lichte daling in de tijdsbesteding aan cliënten met somatische problematiek te zijn, van 21% in 2009 naar 19% in 2018.
  • Het percentage SO dat aangeeft ondersteuning te ontvangen (zowel medisch als niet-medisch) is toegenomen, van 57% in 2009 naar ruim 85% in 2018.
Terug