Werkcontext en tijdsbesteding Arts voor Verstandelijk Gehandicapten: Herhaalmeting 2018

oktober 2019
Werkcontext en tijdsbesteding Arts voor Verstandelijk Gehandicapten: Herhaalmeting 2018

Voor de nieuwe capaciteitsraming van artsen voor verstandelijk gehandicapten (AVG) heeft Prismant in opdracht van het Capaciteitsorgaan in 2018 opnieuw onderzoek uitgevoerd naar de werkcontext en de tijdsbesteding van AVG.

Er zijn in 2018 parallel twee deelonderzoeken uitgevoerd. Het betreft onderzoek bij organisaties voor gehandicaptenzorg, gericht op de context waarbinnen AVG medische zorg verlenen (welke cliëntengroepen, medische bezetting, ondersteunende bezetting). Dit was een herhaling van onderzoek uit 2014. Daarnaast is tijdbestedingsonderzoek gedaan onder AVG (eerder uitgevoerd in 2010 en 2014). De resultaten van de twee deelonderzoeken zijn vergeleken met de resultaten uit de eerdere onderzoeken om zicht te krijgen op de ontwikkelingen die de afgelopen jaren hebben plaatsgevonden.

Hieronder vindt u enkele resultaten uit het onderzoek samengevat. Lees hier het volledige onderzoeksrapport of alleen de samenvatting.

Belangrijke resultaten ‘werkcontext’

  • In totaal hebben 75 gehandicaptenzorginstellingen deelgenomen aan het onderzoek naar de werkcontext (een respons van 45%).
  • Op peildatum 1 januari 2018 zijn er in Nederland 164 organisaties voor gehandicaptenzorg met in totaal 73.926 cliënten met een verblijfsindicatie (Wlz), een gemiddelde van ruim 451 cliënten per organisatie. De spreiding daarbij is groot: de kleinste organisatie biedt ondersteuning aan 7 cliënten, de grootste aan 6.171 cliënten.
  • Verreweg de meeste cliënten in gehandicaptenzorgorganisaties verblijven daar op basis van een verstandelijke beperking; zij hebben een VG-indicatie (92,9%). Daarnaast betreft het cliënten met andere grondslagen: LG en ZG (2,3%), LVG/SGLVG (1,8%), forensische zorg (0,5%), VV (0,4%), GGZ (0,1%) en 1,9% andere cliënten met een zorgprofiel voor verblijf en behandeling. Het aantal VG-cliënten is ruim 68.000. Daarvan heeft uiteindelijk ruim 48.000 een indicatie ‘met behandeling’.
  • Organisaties van gehandicaptenzorg bieden in 2018 minder vaak zorg aan op centrale instellingsterreinen vergeleken met 2014. In 2018 wordt de zorg voornamelijk geboden vanuit decentrale kleinschalige woonlocaties voor meerdere cliënten.
  • In 65% van de gehandicaptenzorgorganisaties zijn artsen werkzaam. Dit zijn over het algemeen de grotere organisaties. Zij bieden zorg aan 96% van de Wlz-cliënten in de gehandicaptenzorg. In 35% van de organisaties zijn geen artsen werkzaam. Deze organisaties bieden naar schatting aan 4% van de cliënten Wlz-verblijfszorg.
  • Van de organisaties met eigen artsen heeft 74% één of meerdere AVG in dienst en ruim een derde heeft een AVG in opleiding. Ongeveer één op de vijf organisaties heeft huisartsen in dienst. Deze huisartsen leveren bijna allen uitsluitend huisartsenzorg.
  • Het aandeel AVG in de artsenformatie is sinds 2014 toegenomen, van 51% naar 58%. Het aandeel AVG in opleiding is iets afgenomen. Ook het aandeel huisartsen is afgenomen, van 9% naar 5%. De afname betreft vooral de huisartsen die zowel huisartsenzorg als specialistische AVG-zorg bieden. Het aandeel basisartsen is licht gestegen van 10% in 2014 naar 14% in 2018. Deze toename kan te maken hebben met het aanhoudende tekort aan AVG en de hoop van organisaties dat basisartsen die bij hen komen werken mogelijk de opleiding tot AVG willen volgen.
  • De vacaturegraad (fte’s vacatures in relatie tot de fte’s van de bezette arbeidsplaatsen) voor AVG is ruim 28%. Ook voor huisartsen en andere medische professionals is de vacaturegraad hoog.
  • In 50% van de organisaties waar artsen werken, worden zij ondersteund door verpleegkundig specialisten (VS), physician assistants (PA) of (praktijk)verpleegkundigen. In 2014 lag dit aandeel op 54%. Deze daling wordt vooral veroorzaakt door een afname in verpleegkundigen. Het aantal uren ondersteuning door de verpleegkundig specialist is bijna gehalveerd tussen 2014 en 2018. De PA komt überhaupt nog niet veel voor in de gehandicaptenzorg.
  • In 2018 krijgen aanmerkelijk meer AVG dan in 2014 ondersteuning van doktersassistenten en/of een medisch secretariaat. Ook de omvang van de ondersteuning van de AVG door doktersassistenten en medisch secretariaat is toegenomen sinds 2014.
  • Hoe zwaarder het zorgprofiel van cliënten, des te groter de betrokkenheid van de AVG bij de medische zorg. Cliënten met minder zware zorgprofielen ontvangen vaker alle medische zorg van huisartsen of basisartsen.
  • De meeste organisaties bieden naast ‘langdurig verblijf’ meerdere vormen van ondersteuning aan hun cliënten. Zo worden ook dagbesteding en thuisbegeleiding vaak aangeboden. Dit geldt zowel voor organisaties met als organisaties zonder artsen. Het aandeel organisaties dat langdurig verblijf (Wlz), dagbesteding en/of logeeropvang biedt is redelijk stabiel in de periode 2014-2018.
  • Eerstelijnsverblijf (ELV) en ‘extramurale AVG-zorg’ worden uitsluitend geboden door organisaties met artsen. Het gaat hierbij voor het eerstelijnsverblijf om een beperkt aantal organisaties.
  • Van de organisaties in de gehandicaptenzorg biedt 27% in 2018 medische AVG-zorg aan externe cliënten, tegen 32% in 2014. De meeste van deze organisaties beschikt over een polikliniek of expertisecentrum voor externe patiënten. Van de organisaties met een polikliniek gaf in 2018 een derde aan dat de capaciteit van de polikliniek te krap was. Het percentage aanmeldingen was 3% tot 50% hoger dan het daadwerkelijke aantal patiënten dat zorg heeft ontvangen.

Belangrijke resultaten ‘tijdsbesteding’

  • In totaal reageerden 130 AVG op de vragenlijst over de tijdsbesteding (een respons van 54%).
  • Bijna alle AVG werken in loondienst bij één of meer zorginstellingen (94%). Het aandeel AVG dat werkt in een kennis- en expertisecentrum/polikliniek is gestegen van 14% in 2014 naar 25% in 2018. Ook het aantal zelfstandig gevestigde AVG is gestegen ten opzichte van 2014, van 7% naar bijna 10%.
  • In 2014 besteedden AVG 67% van hun tijd aan cliëntgebonden taken. In 2018 was dat 69%. Er heeft een verschuiving plaatsgevonden van directe naar indirecte cliëntenzorg. Dit hangt waarschijnlijk samen met de positionering van de AVG, die steeds meer vanuit een specialistische positie in consultfunctie optreedt.
  • AVG besteden 82% van hun cliëntgebonden tijd aan intramurale cliënten. Dat is iets minder dan in 2014 en 2010. Aan extramurale cliënten zijn zij gemiddeld iets meer van hun tijd gaan besteden, 18% in 2018. Dit hangt waarschijnlijk samen met de groei van het aantal VG-poliklinieken.
  • De tijd besteed aan zwakbegaafden en cliënten met een zeer ernstige verstandelijke beperking, al dan niet met gedragsproblemen, is duidelijk toegenomen sinds 2010. Twee derde tot 80% van de AVG verwacht in de komende 5 jaar nog een verdere toename van de tijd die men zal besteden aan licht verstandelijk gehandicapten en zwakbegaafden.
Terug